Advies Raad van State doet er nog een schepje bovenop

De Raad van State i.c. de Afdeling advies doet er nog een schepje bovenop door de zelfbeschikking van ouderen onder curatele te stellen. De termijn van tenminste twee maanden tussen opeenvolgende gesprekken uit het D66-wetsvoorstel voldoet niet. In het licht van het Perspectief-onderzoek zal de termijn een zodanige duur moeten hebben dat na afloop daarvan zeker is dat de wens tot sterven stabiel en coherent is. De Afdeling advies gaat eraan voorbij dat het hier om wilsbekwame ouderen gaat, die een verzoek om hulp bij zelfdoding niet licht nemen. Dan is er al goed over nagedacht en heeft de hulp vragende vaak al een heel zwaar innerlijk proces achter de rug voordat men zover is. De betutteling betreft niet alleen de oudere, ook de levenseindebegeleider wordt in zijn/haar professionaliteit geschaad.

Uit de voetnoten blijkt dat het advies gebaseerd is op slechts twee (omstreden) wetenschappelijke onderzoeken, het adviesrapport van de Commissie-Schnabel en het Perspectief-onderzoek van de Universiteit voor Humanistiek onder leiding van Els van Wijngaarden. Omdat opvallend veel voetnoten gewijd zijn aan het Perspectief-onderzoek en de conclusies hieruit zijn overgenomen, wordt nogmaals stilgestaan bij de kritiek, die meer uitgebreid te vinden is in de subtekst bij het Perspectief-onderzoek.

Het Perspectief-onderzoek is slecht onderzoek. De zwakte van de fenomenologische aanpak bij een heel klein aantal 55-plussers wordt vermeerderd met de zwakte van een grootschalig maar niet fundamenteel kwantitatief onderzoek. Beter ware het geweest de zogenaamde sneeuwbalmethode te gebruiken om meer inzicht te verkrijgen in ouderen met een voltooid leven. Via deze methode spoort men op verkennende wijze via de interviews vergelijkbare casussen op en zo verder tot x-casussen, die niet representatief tot stand gekomen zijn, maar uiteindelijk wel een goed inzicht geven in de ervaringswereld van oude mensen al dan niet verbonden met een duurzame, actieve doodswens.

De Raad van State heeft geen onafhankelijke positie ingenomen, maar een aantal dubieuze uitkomsten uit het Perspectief-onderzoek klakkeloos overgenomen. Een tweetal voorbeelden.

De Afdeling heeft in het licht van de bevindingen uit het Perspectief-onderzoek het begrip ‘voltooid leven’ ingeruild voor ‘lijden aan het leven’. De afdeling is van oordeel dat de term ‘voltooid leven’ een te positieve connotatie heeft. De indruk kan ontstaan dat het gaat om een groep mensen die afgerond heeft wat men wilde doen in het leven en daarom ‘klaar met leven’ is, terwijl het in wezen een groep mensen betreft die, vaak als gevolg van een complexe problematiek lijdt aan het leven. De Afdeling kiest er daarom voor in dit advies de term ‘lijden aan het leven’ te gebruiken in plaats van ‘voltooid leven’. Hieruit blijkt dat de Afdeling niet op de hoogte is van het feit dat de groep die eigen regie over het levenseinde wil, is weggelekt uit het onderzoek. Daardoor is een eenzijdig beeld van kwetsbare ouderen gepresenteerd.

In het onderzoek wordt er vaak van uitgegaan dat er sprake is van ambivalentie en tegenstrijdigheid van gevoelens terwijl dat voor de deelnemers zelf niet altijd het geval lijkt te zijn. Desondanks neemt de Afdeling advies deze aanname zo maar over. Uit het Perspectief-onderzoek blijkt, zegt zij, dat de problematiek die speelt bij de groep ouderen die een actieve doodswens heeft zonder dat zij ernstig ziek zijn, complex is. De actieve doodswens bij deze groep is bovendien veranderlijk en ambivalent. De Afdeling wist dus in navolging van het Perspectief-onderzoek ouderen die stellig zijn over hun doodswens, uit. En omdat het kennelijk een en al ambivalentie is, worden de zorgvuldigheidseisen aangescherpt. Met o.a. als gevolg het oordeel dat een interval van twee maanden tussen twee opeenvolgende gesprekken in ieder geval niet voldoet om zekerheid te verkrijgen dat de stervenswens stabiel en coherent is. Daarmee zijn we weer terug bij de betuttelende opstelling van de Raad van State.

Nawoord

Als het conservatieve en christelijke machtsblok zich zo weet te verenigen dat deze samenballing de nekslag betekent voor de hulpverleningsroute die met het initiatiefwetsvoorstel van D66 wordt uitgestippeld, zijn we dan weer terug bij af? Misschien wel bij 19 oktober 1991 toen Huib Drion zijn spraakmakende artikel in NRC Handelsblad publiceerde:

Het lijkt me aan geen twijfel onderhevig dat veel oude mensen er een grote rust in zouden vinden als zij over een middel konden beschikken om op een aanvaardbare wijze uit het leven te stappen op het moment dat hun dat – gezien wat hen daarvan nog te wachten staat – passend voorkomt.

Natuurlijk stelt onze samenleving al vele middelen beschikbaar waarmee mensen een eind aan hun leven kunnen maken: er zijn treinen waarvoor men zich kan werpen, er zijn gebouwen waarvan men zich naar beneden kan laten vallen, er zijn kanalen en rivieren om zich in te verdrinken, er is touw dat men kan kopen en daarbij laat ik het maar. Maar erg aantrekkelijke middelen zijn dat niet: noch voor degeen die ze moet gebruiken, noch voor hun omgeving en voor de samenleving.

Drion dacht heel specifiek aan oude mensen, dat vergeet men wel eens. De meesten van hen – met zelfbeschikking hoog in het vaandel – zouden over de (fictieve) pil van Drion willen beschikken, liefst binnen handbereik in het nachtkastje. Maar dat staat de overheid nooit toe. De veiligheid en beschermwaardigheid kan immers niet geborgd worden. Zie hier maar eens een oplossing voor te bedenken.