Proeve van een wet

Van begin af aan was de uitdagende vraag voor de initiatiefgroep hoe de zelfbeschikking van ouderen geen geweld aangedaan wordt als zij een voltooid leven ervaren en hulp nodig hebben bij de levensbeëindiging. Over de leeftijdsgrens werd nog een tijd gedubd, maar uiteindelijk werd besloten de leeftijd te stellen op 70 jaar of ouder. Hen binnen de euthanasiewet zien te brengen was geen optie, omdat de grondslag voor hun doodswens fundamenteel anders is. Een oudere kan voor zichzelf vaststellen dat de waarde van het leven zodanig is afgenomen dat hij/zij de dood verkiest boven het leven. Hierover hoeven zij niet bevraagd te worden. Het voltooide leven van ouderen wordt erkend als een existentieel probleem van de vrije mens. Het is niet zoals bij een euthanasieverzoek dat een arts de overtuiging moet hebben gekregen dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Maar alles vrijlaten kan ook weer niet. De beschermwaardigheid van het leven is ook in het geding bij hulp bij zelfdoding voor mensen die hun leven als voltooid beschouwen. Er zal voor gewaakt moeten worden dat de kwetsbare leden van de samenleving een algemeen gevoel van veiligheid en bescherming zullen behouden. Hiervan zal overigens iedereen, ook de politiek, overtuigd moeten zijn.

Daarom werd een proeve van wet bedacht, de ‘Wet toetsing stervenshulp aan ouderen’ genoemd. Deze wet loopt als het ware parallel aan de euthanasiewet, welke wet voluit de ‘Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding’ heet, vaak afgekort met Wtl. In het wetsvoorstel van Uit Vrije Wil wordt eveneens voldaan aan zorgvuldigheidseisen en toetsbaarheid, maar dit keer zonder dat er aan de verzoeker inhoudelijke eisen worden gesteld. Hoewel de Wtl en de ‘Wet toetsing stervenshulp aan ouderen’ ieder hun eigen doelgroep hebben, bestaat er een overlap tussen beide wetten. De oudere met een voltooid leven die ook nog eens op medische gronden ondraaglijk en uitzichtloos lijdt, kan op elk van deze twee wetten een beroep doen.

Centraal staat dat het verzoek om stervenshulp vrijwillig, weloverwogen en duurzaam is. Om goed in te schatten dat er geen erfenis in het spel is, dat er goed over is nagedacht en er geen sprake is van een impuls, daar wordt de stervenshulpverlener op getraind. Iemand die voor dit beroep kiest, weet dat van hem/haar een hoogst ingrijpend handelen wordt verlangd. Door professioneel te werken zijn ook de dodelijke middelen bij hem/haar in goede handen, want om te garanderen dat er zorgvuldig wordt gehandeld staat de stervenshulpverlener ingeschreven in het register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG).